Het was een zonnige dag. Mossheart likte verveeld het water op van de poel die ze gevonden had. Het verdroogde gras ritselde in de wind. Ze snoof. Alleen de geur van vuur. Mossheart kneep haar ogen tot spleetjes. In de verte zag ze zwarte wolkjes. De wind waaide haar kant op. Als een wesp gestoken stoof ze de naar het bos. Het vuur donderde voort. Ze keek met bange ogen. Haar goud-wittte vacht zag rook-zwart. Ze haalde schuurend adem. "Vuur! Help! Vuur!", riep Mossheart schor. Ze snoof nog eens, haar ogen rolden naar achteren. De zwartgeblakkerde bomen gleden weg. Ze viel weg.