de lucht was helder blauw de zon scheen bij de rivier, zen liep over de natte stenen van de rivier het water was koud aan haar pootjes. Ze vond de herrie heel hard aan haar oren, ze dacht telkens aan haar pleeggezin waar ze uit was gezet, ze wist nog steeds niet waarom. wat had ze verkeerd gedaan. ze had al ee ieuwe pleegmoeder gevonden ver van haar oude. bij die gedachten moest ze bijna huilen maar sliktte haar tranen door, ze wou er niet aan denken. ze had immers al twee dagen naar de rivier gelopen. Ze liep een eindje door en zag daar een prachtige waterval in het zonlicht, het deed haar pijn in haar ogen zo fel was het licht. ze keek weg en liep dichter naar de waterval toe. hoe dichter ze naar de waterval toeliep hoe pijner het deed in haar oren. Dit geluid was ze niet gewend het was bij haar nieuwe pleegmoeder altijd heel stil, en rustig. Zen had maar weinig vrienden en vriendinnen, ze had ook geen broers of zussen. zo af en toe ging ze haar pleegmoeder verrassen met een konijn of een hert te vangen, ze liep het water in het was koud aan haar poten. Ze ging een visje voor haar moeder vangen als verrassing als ze weer terug thuis kwam, ze zag een grote vis die ging ze vangen die vis was veel te snel. Zen dacht: ik moet een slimme tactiek bedenken, om kleine en grote vissen te vangen. ze moet met iets thuis komen, voor haar pleegmoeder, dat wist ze zeker dat vond ze leuk. voor wat haar pleegmoeder al voor haar gedaan heeft, ook al had ze haar pas sinds vandaag. ze vond dat ze al heel veel voor haar had gedaan. ze stondnog midden in de zonj in het water, haar gedachtes waren bij de vissen dat ze er eentje moest vangen. Het werd al donker en nog had ze niks gevangen ze moest morgen wel terug, ze wou weer in haar pleegmoeders pootjes te liggen en in haar eigen hol en haar plekje.